Moeten
Op een democratische school zijn kinderen vrij. Dus ze mogen. Mogen…? Moeten ze dan helemaal niets?
“Ruim je spullen op, want ik vind dat je er een rommel van maakt”. “Maak deze sommen, want het is belangrijk om goed te kunnen rekenen”.
of:
“Als je een hut bouwt, moet je die wel weer opruimen”. “Als je een diploma wilt, moet je wel staadsexamens halen”.
Het verschil tussen deze voorbeelden gaat over opleggen versus consequenties. De opgelegde voorbeelden gaan over een norm van de ene persoon (“ik vind het rommel”, of “belangrijk om goed te kunnen rekenen”) waar een ander aan moet voldoen. De consequentie-voorbeelden geven kinderen de vrijheid om het niet te doen, en de consequenties te aanvaarden, maar als ze wel het willen, ja, dan moeten ze andere consequenties aanvaarden.
Op een democratische school zijn heel veel regels. En moet je je dus aan heel veel regels houden. Maar die regels zijn niet opgelegd. Zij zijn samen met elkaar opgesteld, en iedereen heeft aan deze regels “consent” (toestemming) gegeven. Daarbij heeft iedere schoolgenoot de mogelijkheid om elke regel opnieuw ter discussie te stellen in de schoolkring, bijvoorbeeld door voortschrijdend inzicht of veranderende omstandigheden. Dus alles dat echt “moet”, is ontstaan vanuit de consequentie om in een school-community te leven. En aangezien iedere schoolgenoot in deze school-community wilt leven, zijn deze “moetjes” opeens geen “moetjes” meer, maar iets in de trant van “ik wil dit doen, want het helpt onze school, en daarmee mijzelf”.
De regels hebben een doel, en ze worden gedragen. En alleen al het idee dat elke regel door iedereen aan te passen is, zorgt er voor dat deze regels, heel paradoxaal, juist vrijheid geven.